De gevleugelde Zon

by Egyptian Realms 535 views0

Zonschijf met vleugels op een portaal bij Kom-Ombo.
Zonschijf met Cobra slangen en vleugels boven een portaal van de Kom-Ombo Tempel.

Inleiding

Deze legende staat gegrift op den muur van den Horus-tempel te Edfu en is met tal van afbeeldingen geïllustreerd.

De tempel van Edfu behoort tot de jongere Egyptische bouwwerken en de inscriptie is tijdens de regering van Farao Ptolemaeus XVI Caesarion ingebijteld, maar de verschillende elementen der legende vertonen een veel ouder type; ze kreeg pas in deze late eeuw haar tegenwoordige vorm, hoewel ze het gebeuren plaatst in overouden tijd. Ze bestaat uit verschillende gedeelten die vroeger zelfstandig hebben bestaan en dikwijls goeddeels parallel lopen, waardoor ze in haar overgeleverden vorm een ietwat langdradig karakter heeft. Ze is een episode uit den groten strijd tussen Horus en Seth.

Egyptian Realms. Patroon van een watergolf.

Grote pyloon van de Edfu tempel met gevleugelde Zonneschijf.
Grote pyloon van de Edfu Tempel met gevleugelde Zonneschijf boven de poort.

Legende

Zij begint het verhaal met den opstand tegen de godenkoning Re-Harachte.

Zo heet de Zon wanneer men haar niet denkt als hemellichaam maar als den god die haar voorstelt: een valk met lichtende ogen; het is de speciale god van Edfu. Deze opstand werd geleid door den aartsvijand van den lichtgod, Seth, als aanvoerder van een reeks demonen en monsters. De godenkoning draagt aan Horus van Edfu de taak op zijn tegenstanders te verslaan. Horus overwint inderdaad zijn vijand en ontvangt als loon het voorrecht dat zijn symbool, de gevleugelde Zon, boven de tempelpoort van Edfu wordt aangebracht.

Later bevond Zijne Majesteit (de naam voor Re-Horachte) zich eens in Nubië met een talrijk leger, toen de bewoners van dat land een vijandige houding tegen hem begonnen aan te nemen. Terwijl ze in een schip voeren, zeide Horus van Behdet (Horus van Edfu) tot zijn vader Re-Horachte: ‘Ik zie vijanden die tegen u samenzweren; laat toch uw Uraeusslang hen overmeesteren!’ Want de goden en koningen dragen het beeld van de Uraeusslang aan hun Diadeem te hunner bescherming en als symbool van macht over leven en dood. Die slang is zeer giftig. Maar Re-Horachte gaf aan Horus het bevel: ‘Sla gij mijn vijanden ogenblikkelijk neer!’ Toen vloog Horus in de gedaante van een gevleugelde Zon ten Hemel, waaraan hij den naam ‘Grote God, Heer des Hemels’ ontleent. Hij viel hen aan op een wijze dat hun horen en zien verging, zodat er een grote verwarring ontstond en de vijanden elkander wederkerig doodden. Horus keerde zegevierend naar het zonneschip van Re-Harachte terug: de Egyptenaren stellen zich de Zon voor als in een schip varend over de hemelzee. Re omarmde Horus en sprak tot hem vele vriendelijke woorden, die echter voor ons vanwege de onverstaanbare woordspelingen niet duidelijk zijn. Daarop wekte Horus Re op om de door hem verslagen vijanden te gaan zien. En Re ging naar het slachtveld in gezelschap van Astarte en zag hoe de vijanden met gebroken nek heinde en ver verspreid lagen, en hij zeide: ‘dat is de plaats van het aangename leven.’ Daarom het het paleis van Horus voortaan: Huis van het aangename leven.

Re stelde Horus voor een watertochtje te maken ter ere van het verslaan zijner vijanden. Maar de overlevende vijanden, die dat zagen, veranderde zich in krokodillen en nijlpaarden, en terwijl de boot van Re over het water voer, trachtten de vijanden haar te doen kantelen. Maar Horus en zijn volgelingen hadden harpoenen en touwen meegebracht, waarmee ze op de vijanden aanvielen. Zeshonderd één en vijftig van hen doodden zij. Toen Thoth den afloop van het gevecht ontwaarde, riep hij tot de goden: ‘Verheugt u, want de goddelijke jongeling, Horus is ongehavend teruggekeerd, na wonderen van dapperheid te hebben verricht.’ En weer nam Horus de gedaante aan van een gevleugelde zonneschijf, zette zich aan den boeg van het schip en nam Nechbet en Boeto (de beide Uraeusslangen) met zich. Toen vluchten de nog overgebleven vijanden met vrees in het Hart naar Opper-Egypte, maar ook daar achtervolgde Horus hen met harpoenen en touwen. Ten Zuid-Oosten van Thebe kreeg hij hen weer in het oog en richtte onder hen een grote slachting aan. Weinig baatte het den overlevenden, dat zij vluchtten naar Illahoen in de Fajoem, waar het grote meer is en de krokodillengod Sebek wordt vereerd. Na een jacht van vier dagen trof Horus hen en versloeg er honderd twee en veertig, die hij aan den boeg van zijn schip bond als teken van overwinning. Het gevecht wordt nog langer voortgezet, steeds met hetzelfde resultaat: het verslaan der vijanden, en als Horus driehonderd een en tachtig gevangenen maakt, geeft hij aan elk zijner volgelingen er één, terwijl hij zelf den geboeiden Seth met zich voert.

In het nu volgende gedeelte verschijnt plotseling een andere Horus ten tonele: Horus de zoon van Isis (Harsiesis). Er is een zekere verwarring tussen de beide gelijknamige figuren. Dat zal wel hieruit moeten verklaard, dat naast de legende van Horus van Edfu een dergelijke legende van Horus den zoon van Isis bestond, die met deze legende is versmolten. Ditmaal is het Horus de zoon van Isis, die Seth en zijn volgelingen het hoofd afslaat en Seth bij de voeten wegsleept. Overigens strijden de beide Horussen samen tegen Seth als gemeenschappelijke vijand. Maar nu vraagt Isis ook voor háár zoon dezelfde eerbewijzen als Horus van Edfu ontving: de Dubbele Kroon met de beide Uraeusslangen aan het voorhoofd. Seth verandert zichzelf in een slang of draak en kruipt in een gat in den grond, waarop Horus de zoon van Isis als een paal in dat gat wordt gestoken om Seth de ontsnapping te beletten. Een en ander belet evenwel niet dat de strijd tegen Seth onvermoeid wordt voortgezet, waarbij Horus de gedaante aanneemt van een leeuw met mensenhoofd (Sphinx), met Dubbele Kroon getooid.

Het verhaal gaat voort met eindeloze herhalingen en met velerlei bijzonderheden, die geen vermelding verdienen. Zodra de bondgenoten Noord-Egypte van vijanden hebben gezuiverd, wenden ze den boeg en varen stroomopwaarts naar Nubië, waarbij Horus van Edfu weer de gedaante aanneemt van een gevleugelde zonneschijf met de Uraeusslang aan den boeg van het schip van Re. Die Uraeusslangen werken als een Medusakop.

Na de volledige overwinning beveelt Re-Harachte, dat de gevleugelde zonneschijf in alle door hem bezochte plaatsen moet worden aangebracht. Die schijf is Horus van Edfu, de Grote God, de Heer des Hemels, die daarnevens allerlei schone verheerlijkende namen krijgt. Ook de gevleugelde kever (Khepra) die op alle heiligdommen over gans Egypte aanwezig is, is Horus van Edfu, die den vijand heeft verslagen. En wanneer een koning in moeilijkheden of gevaar verkeert, dan zal men den gevleugelden kever op zijn borst aanbrengen; die beschermt den drager tegen onheil. En dan moet de koning zeggen: ‘Ik ben de wreker die uit Behdet (Edfu) komt, Horus van Behdet is mijn naam.’ En als hij dat doet, zullen de vijanden voor hem worden verslagen, zoals de vijanden van Re-Harachte en Horus van Edfu vluchtten voor de grote gevleugelde zonneschijf.

Het is duidelijk dat deze legende haar rol speelde bij de mysteriën. Dan varen de priesters van Horus op het meer en vieren het ‘roeifeest’ in de boot van Horus, den ‘Heer van het roeien’. Bij de mysteriënviering wordt de gehele strijd onder het noemen van dezelfde namen herhaald, waarbij de dienstdoende priester heet ‘Heer van den strijd’, d.i. Horus.

Maar aangezien de strijd tussen Horus en Seth een nimmer eindigende strijd is, want het is de strijd tussen dag en nacht, zomer en winter, waarbij de verslagene altijd weer verrijst en den strijd vernieuwt, zo duurt ook deze strijd voort, ondanks dat Seth verslagen is. Het is juist in de mysteriën dat die strijd wordt herhaald met magische bedoelingen om Horus, het licht, de overwinning te bezorgen op Seth, de duisternis. En de op tempelgevels en andere heiligdommen aangebrachte gevleugelde zonneschijf, het Horussymbool, heft dezelfde magische kracht. Het weert de vijanden af. Het is dus duidelijk dat deze legende in haar oorsprong een natuurlegende is en betrekking heeft op het wisselend natuurleven. Maar in den loop der eeuwen zijn mythologische en historische momenten dooreengemengd. In Egypte is het historisch gebeuren steeds mythologisch raam gezet, zodat de aardse Farao niet slechts wordt vergeleken met de Zon, maar hij is de Zon (Re). Een van zijn titels is Si Re, en het begrip ‘Zoon’ is in het Oosten de pater redivivus. Wij behoeven dus niet te gaan allegoriseren om in deze legende tevens de reflex van een historisch gebeuren te zien. Dat bijvoorbeeld de eindstrijd plaats vindt in de Fajoem met het Moeris-meer, waar de krokodillengod Sebek, die als vijand van Re een Seth-figuur is, zijn woonplaats heeft, is niet alleen een beschrijving van de overwinning van het licht op de duisternis, van het leven op den dood, maar tevens beschrijving van de historische verdrijving van de dienaren van Seth, de Hyksos, door den Egyptischen god-koning, den zoon van Re. Ook dat de nog overgebleven vijanden worden vervolgd in de richting van de Delta, waar het laatste bolwerk van de Hyksos, Avaris, lag, wijst in die richting. Trouwens de overwinning van Horus op Seth is voor den Egyptenaar elke overwinning zowel kosmisch als historisch, terwijl de recitatie van het verhaal, als magisch geladen woordengroep, op elk gegeven ogenblik aanwezig kwaad kan verdrijven. De gevleugelde zonneschijf heeft Egypte alle eeuwen door tegen kwaad en onheil beschermd, overal waar ze zich vertoont.(1)

Egyptian Realms. Patroon van een watergolf.

Register

Referenties
(1) De Tuin der Goden

Oud-Egyptisch hieroglief van zon met vleugels.

INDEX
Inleiding
Legende
Register

Heru met Dubbele Kroon.
Horus met Dubbele Kroon.
Sphinx in Memphis.
Farao als Leeuw afgebeeld, Sphinx in Memphis.
Neter Suth.
Relief van Seth.